Beste Walter Pauli,
Ik neem de vrijheid om uw editoriaal in DM van het afgelopen weekend op de korrel te nemen. U schildert mij af als “de oorlogsstoker Theo Francken”, die vrijdag “we go to war!” riep in de buitengewone Kamercommissie die op vraag van mijn partij, de N-VA, bijeenkwam. Deze woorden komen inderdaad letterlijk uit mijn mond, maar de context waarin u ze plaatst, is totaal “mis”plaatst. Wat zei ik dan wel? En waar gaf de minister van Defensie mij overigens geen ongelijk? Ik zei dat “het geen lichte beslissing is om steun te geven aan een militair ingrijpen in Libië”.
Beste Walter Pauli,
U had er dus goed aan gedaan mijn hele zin te citeren: “besef dit goed: we go to war!”. Daarmee bedoel ik dit: een no-fly zone is geen chirurgische ingreep die je vanop afstand even snelsnel organiseert, nee, ze houdt reële risico’s in voor onze F-16 piloten. Vandaag beginnen ze eraan: voor hoelang? Onder welke omstandigheden? Het volstaat namelijk niet om te patrouilleren in het luchtruim boven Libië: neen, het gaat ook over het uitschakelen van communicatiecentra en luchtafweer. Dit is dus geen spelletje van Janneke en Mieke.
Hier kom ik tot de essentie: ik wil iedereen graag de ernst en de draagwijdte van de beslissing van onze regering om de VN-resolutie mee uit te voeren, duidelijk maken. Het is namelijk niet de eerste keer in dit land dat een politieke partij een militair ingrijpen goedkeurt, maar zich nadien, zodra ze geen deel meer uitmaakt van de meerderheid, tegen deze beslissing keert. Om dit te vermijden, moet iedereen goed beseffen dat de keuze die we nu maken er één van lange adem is. Geen half werk: wie nu toezegt – en dat hebben alle partijen trouwens unaniem gedaan – moet weten dat dit een werk kan zijn van maanden, jaren… Ook wanneer de camera’s weg zijn uit Libië, zullen onze jongens zich moeten inzetten, in de hoop dat de politieke steun niet afgekalfd is. We moeten lessen uit Afghanistan trekken, niet alleen militair, maar ook politiek…
Beste Walter Pauli,
Dit is net mijn taak, dit is waarvoor ik verkozen ben: om de klok te luiden, mijn verantwoordelijkheid te nemen en niet om de held uit te hangen op het slagveld, zoals u suggereerde door te verwijzen naar Henri Moureau de Melen. Weet u, een kruisbestuiving politicus-soldaat gedijt niet in Europa… In de Verenigde Staten wél: daar is de president, naast staatshoofd, ook opperbevelhebber van het leger. Maar dat betekent niet dat wij blind moeten zijn voor de militaire kant van de zaak. Ik beschouw het dus als mijn opdracht om beslissingen te evalueren en al dan niet mee goed te keuren en daar de politieke en morele gevolgen van te dragen. Niet alleen vandaag, maar ook later, als ik eventueel geen lid meer ben van het parlement.
Daarom: ik was mij ten volle bewust van mijn verantwoordelijkheid toen mijn partij vrijdag haar handtekening zette onder de resolutie die een ingrijpen ondersteunde. Want dit is dus wel degelijk een keuze waar we niet licht mogen over gaan.
Dàt, mijnheer Pauli, is wat ik bedoelde met “besef dit goed: we go to war!” Indeed, we do!
Art. 167. § 1. De Koning (…) .
De Koning voert het bevel over de krijgsmacht, stelt de staat van oorlog vast alsook het einde van de vijandelijkheden. Hij geeft daarvan kennis aan de Kamers, zodra het belang en de veiligheid van de Staat het toelaten, onder toevoeging van de passende mededelingen.