Eén van de prestige-extra’s van mijn job is de parlementaire P-plaat. Een nummerplaat die begint met een P en vervolgens een getal. Hoe lager het getal, hoe meer ervaren de politicus, zo wil de regel.
Toch zijn er hoe langer, hoe minder parlementsleden die met deze P-plaat rondrijden. In deze digitale controlemaatschappij ben je immers nooit veilig. Bij de minste verkeersovertreding dreig je keihard te worden aangepakt door de andere automobilisten. Want zeg nu zelf, wie nagelt er een politicus niet eens graag aan de schandpaal? Zo herinnert elke parlementair zich het genante radiogesprek met Jean-Marie Dedecker die veel te snel gereden had met zijn P-plaat, herkend werd door een automobilist die Studio Brussel opbelde om het te ‘klikken’ en vervolgens live belachelijk gemaakt werd door Thomas De Soete.
Het politieke métier is allesbehalve geliefd bij de gewone bevolking. De schandpaal loert altijd om de hoek. Niet verwonderlijk als je weet dat uit elke peiling blijkt dat we worden aanzien als de minst betrouwbare groep in de samenleving, we scoren nog slechter dan journalisten, bankiers (sic) en advocaten.
‘Maar je verdient toch goed’, zegt men dan. Dat is zeker zo, al moet ik zeggen dat mijn brutojaarwedde als adjunct-kabinetschef van de Vlaamse Regering (= de job die ik deed voor mijn verkiezing tot Kamerlid) hoger lag. Het verbaast me dan ook niets dat hyperbekwame mensen als Daan Schalk en Sven Gatz de politiek vaarwel zeggen om in de privé te gaan werken. Het verdient beter en je wordt ten minste met rust gelaten.
Neen, geef mij maar de geborgen anonimiteit van de gewone nummerplaat. Zonder de P van Prestige.